^

Onbegrepen gedrag: eerst vertrouwen winnen, dan helpen

‘Verwarde personen’ worden ze meestal genoemd. Gekoppeld daaraan heten hun gedragingen dan ‘probleemgedrag’. Medewerkers van het sociale wijkteam in Zwijndrecht hanteren liever de term ‘onbegrepen gedrag’. Maatschappelijk werker Gijs ’t Hart legt uit waarom.

Onbegrepen gedrag is een begrip dat meestal gebruikt wordt in de verpleeghuiszorg en dan gelinkt aan dementie of de ziekte van Alzheimer. Maar bij De Sociale Basis, één van de werkmaatschappijen van MEEVivenz waar genoemde wijkteams onder vallen, trekken de professionals dit begrip breder.

Gijs ’t Hart vindt ‘verward gedrag’ stigmatiserend. “Dat is meer de taal van handhavers, beleidsmakers en politici”, zegt hij. “Noem je het onbegrepen gedrag, dan zit daarin een passend appèl: onderzoek wat iemand uitzendt en bepaal dan hoe de samenleving en de hulpverlening in actie moeten komen.” Verwardheid is verder geen eigenschap, maar heeft een onderliggende oorzaak. Die kan tijdelijk zijn en in veel gevallen weggenomen worden.

Lokaal meldpunt

Een dag per week werkt ’t Hart bij het Lokaal Zorgnetwerk in Zwijndrecht, het lokale meldpunt voor vragen over zorg en ondersteuning. Daar komen ook meldingen binnen over inwoners waarvan gedacht wordt dat ze niet de hulp of zorg krijgen die nodig is, of over personen die zorg mijden en/of voor overlast zorgen. Vaak komen die van de politie, de GGD, de woningcorporatie of buurtbewoners. Meldingen worden doorgezet naar de specialisten van het wijkteam, waar ’t Hart zichzelf onder mag rekenen. “Wij hebben niet de doorzettingsmacht, maar wel de creativiteit om met iemand in contact te komen.”

Onbegrepen gedrag uit zich op verschillende manieren, legt hij uit. Soms zijn mensen hun dag- en nachtritme kwijt. Enkelen hebben doorlopend hun tv op vol volume, tot ongenoegen van de buren. In andermans ogen ziekelijke verzameldrift (‘hoarding’) komt ook regelmatig voor, soms in combinatie met vervuiling. Onbegrepen gedrag kan zich ook verbaal of fysiek agressief voordoen. Andere inwoners uiten zichzelf juist helemaal niet, maar isoleren zichzelf. Bijvoorbeeld omdat ze in de gaten hebben dat er iets met ze is, zoals dementie. Dat kunnen ze lang verborgen houden, uit vrees voor opname of uit schaamte.

Meer onbegrepen gedrag

De sociaal werker kan geen aantallen te noemen, maar ziet het aantal casussen van onbegrepen gedrag groeien. Verklaringen zijn mogelijk dat onderlinge verbondenheid en gemeenschapszin zijn afgenomen, evenals de rol van de kerken en moskeeën. Daarnaast wordt ‘onaangepastheid’ door de maatschappij nog maar tot op beperkte hoogte geaccepteerd. Ook het gegeven dat ouderen langer thuis wonen en er bezuinigd is op de GGZ kan invloed hebben.

Bij een eerste huisbezoek ontmoet ’t Hart vaak achterdocht. Hij kijkt daar niet van op. Aan de basis liggen soms gebeurtenissen uit het verleden, of de manier waarop eerder met cliënt is omgegaan, door familie of instanties. “Vaak betreft het personen zonder netwerk: geen partner of kinderen. Die hebben geen corrigerende factor in hun omgeving.”  

Soms moeten ’t Hart en zijn collega’s zich ‘binnen kletsen’. En dat kan tijd vergen, of meerdere praatjes aan de deur. Zoals iedere hulpverlener weet, komen mensen in de meeste gevallen niet meteen voor de draad met hun levensproblemen. “Tegenwoordig geldt echter: liever gisteren een oplossing dan vandaag. Terwijl we de mens waar het om gaat nog niet kennen. Zeker niet als die persoon nog niet eerder in beeld is geweest bij de hulpverlening.”  

Gewoon luisteren

“First connect, then correct”, is het devies van de doorgewinterde maatschappelijk werker. “Je moet vertrouwen winnen voordat je gedrag een beetje kunt corrigeren. Dat is iets anders dan in discussie gaan. Zeker niet bij dementerende mensen, want een discussie met hen is in redelijkheid niet te voeren. De kunst is een beetje mee te buigen, judohoudingen aan te nemen, gewoon eens te luisteren naar iemands levensverhaal. Tegenwoordig beginnen we vaak bij het sluitstuk: iemand vertoont bepaald gedrag en dat willen we graag veranderd zien. Welke mens het ook betreft, uit gedragingen spreken altijd bepaalde behoeften. Het gaat erom uit te vinden wélke dat zijn.”

Als ’t Hart op huisbezoek gaat, legt hij zichzelf een soort ‘reset’ op. Dat slaan hulp- en zorgverleners en handhavers nogal eens over volgens hem: “Hebben we voldoende gedaan om die persoon te begrijpen? Of is het stempel al gezet? Meestal wel: de buurt vindt iets gevaarlijk, of de politie ziet gedrag als onwenselijk. Als hulpverlener doe ik dan een stap terug om me te ontdoen van dat oordeel. Lastig soms, omdat de omgeving verwacht dat je ingrijpt en liefst meteen met een hulpverleningsplan komt.”

Soms is inderdaad sprake van acute zorgnood, maar lang niet altijd. ’t Hart noemt uit eigen praktijk het voorbeeld van een ‘opspaarder’. “Die had een uitdragerij van heb ik jou daar. Maar hij wist er zelf precies de weg. Zelf zag hij het probleem niet. Toen ik met hem in gesprek ging heb ik hem gevraagd: hoe was dat toen je met de ambulance gehaald moest worden? Hebben ze eerst die spullen aan de kant moeten leggen? Ik laat iemand eerst vertellen in plaats van meteen met gesloten vragen te komen. Als je gaat forceren, ben je de cliënt vaak kwijt. Stapje voor stapje, dat werkt veel beter.”

Ervaringsdeskundigen inzetten

Wat volgens ’t Hart uitstekend werkt, is het inzetten van ervaringsdeskundigen, zoals die door MEEVivenz zijn opgeleid. “Zij sluiten door eigen ervaring goed aan bij de leefwereld van de doelgroep. Gewoon door menselijk en begripvol te zijn. Lang had ik daar een blinde vlek voor, maar ik ben die mensen echt gaan waarderen. Ons als hulpverleners zit toch de Pavlov-reactie in de weg van snel een diagnose willen stellen of oorzaken bepalen. Daar had ik zelf ook last van. Maar inmiddels besef ik dat alles een aanname is. Die moet je durven bijstellen. Een kwestie van rust en tijd. Helaas zijn dat precies de schaarse dingen in de hulpverlening, met een externe opdrachtgever en een vaak grote caseload. Maar zo’n open mind: ik gun het al mijn collega-hulpverleners.”